Dit plein is van ons. Het zal nooit van een ander zijn.
Hier maakten wij een paleis van ons huis.
We schaatsten op ons eigen leidingwater
De poorten zagen alles, zelfs als wij een oogje toeknepen,
zagen zij het.
Dit plein is van ons. Het is van onze kinderen.
Ze leerden hier voetballen, tussen de knotwilgen,
zich het Goffertstadion verbeeldend, als sterspeler van N.E.C.
Hier bleek een goede buur beter dan een verre vriend.
Dit plein is van ons. Hier kropen we naar buiten bij de eerste zon.
We spaarden onze jaren op met bier en het vegen van elkanders stoep,
we sjouwden elkaars troep. Hadden aan één blik genoeg.
Dit plein blijft van ons. De woorden vergeten en vergeven
kennen wij niet. Onze nachtegaal zal hardnekkig
blijven zingen in ons bloed.