Skip to main content

Doch wie de dichter kennen wil

Doch wie de dichter kennen wil
Moet raden wat verborgen pijn
Hem zo geduldig en zo stil
Doet buigen voor de vreemde gril
Der woorden, die zijn dienaars zijn.

Anton van Duinkerken
Thomas van Aquinostraat

Het baken omvat de middelste strofe uit het gedicht Herkenningsteken (in de bundel Waaiend pluis, 1944, opgenomen in Verzameld werk, 1957). Men vindt het op de zuidgevel van het collegezalencomplex, zijde Thomas van Aquinostraat.

Anton van Duinkerken is het pseudoniem van Wilhelmus Johannes Maria Antonius (Willem) Asselbergs (1903-1968), Nederlands dichter, essayist, criticus, redenaar en literatuurhistoricus. Hij was hoogleraar Nederlandse en Algemene letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen van 1952 tot 1968. Op de Grote Markt in zijn geboorteplaats Bergen op Zoom staat een standbeeld, waarin zijn markante persoonlijkheid tot uitdrukking komt. In de schildering van het vitale Brabantse volk is Van Duinkerken de directe geestverwant van Antoon Coolen. Van Duinkerken verzette zich tegen een voorstelling van Brabant als een wat onbenullig-pittoresk gewest. Hij bepleitte de staatkundige aaneensluiting van Brabant en Vlaanderen binnen het Groot-Nederlandse eenheidsverband. In essentie was het denken van Van Duinkerken traditioneel. Hij had groot respect voor wat de kerk aan traditie bewaart. De mens is op aarde om God te dienen en zo in de hemel te komen.

De eenvoud van de mens, nederig in het perspectief van Gods almacht, vinden we terug in zijn poëzie. Hij kon zich gemakkelijk uitdrukken in epische balladen en hekeldichten die een groot publiek aanspraken. Na zijn vroege, vrije verzen heeft Van Duinkerken zich nog uitsluitend toegelegd op poëzie, die naar de vorm traditioneel was. Van het diepste van zijn ziel toonde Van Duinkerken weinig in zijn gedichten. Het merendeel van zijn verzen is doortrokken van wendingen en metaforen uit de Bijbel en de liturgie. Niettemin is er een klein aantal verzen met een veel sterker persoonlijk geluid, eenvoudige liedjes, melancholieke verzen die de sporen dragen van het leed van de oorlog, existentiële gedichten over eenzaamheid en twijfel. Na zijn overlijden trok hij nog hoofdzakelijk dat deel van het lezende publiek waar hij zelf altijd zoveel vraagtekens bij had gezet: orthodox katholiek Nederland, de kleine groep lezers van het Katholiek Nieuwsblad, in de kolommen waarvan zijn naam geregeld opdook.

Bron
Anton van Duinkerken, Waaiend pluis, Mansarde Pers, ’s Gravenhage, 1944