Allemanswicht
Ach jij, je rechterpink verlegen aan je mond,
je mandje aan de linkerarm, hoe je
daar stond, Mariken, mooie verloren meid.
Hoe je daar staat en kijkt naar
wat voorheen niet voor je was te zien,
winkels rechts, kroegen links,
de heksenwaag vooraan, en door
de Stevenspoort het zonlicht
achter je, licht van de ondergang.
Wij hebben ons jou toegeëigend,
bezit van je genomen zonder vragen,
we moesten wel, je was zo onweerstaanbaar
allemanswicht.
Allemanswicht
Dit gedicht verwijst naar het beeld van Mariken van Nieumeghen, gemaakt door beeldhouwster Vera Tummers-van Hasselt, dat sinds 15 november 1957 op de Grote Markt in Nijmegen staat. Het werd destijds geschonken aan de stad door de directeur van de Nijmeegse vestiging van Vroom & Dreesmann, Rudolf Vroom. Hij had een eerste versie van het beeld gezien bij de kunstenares thuis en vond dat het een plek moest krijgen in Nijmegen. Mariken is gebaseerd op het middeleeuwse mirakelspel Mariken van Nieumeghen. Met de komst van het beeld werd ze, meer nog dan voorheen, symbool van de stad en eigendom van alle Nijmegenaren. Het gedicht, onthuld op 15 mei 2015, is aangebracht op een wand in het restaurant op de tweede etage van de HEMA, van waaruit men uitzicht heeft op het beeld.
Na een leraarschap van dertien jaar in Deventer en zes jaar lerarenopleiding in Nijmegen, was Willem Anton Marie de Moor( 1936-2015) van 1978 tot 1997 universitair hoofddocent literatuurdidactiek en vergelijkende kunstwetenschap aan de toen nog Katholieke Universiteit Nijmegen. In die functie was hij oprichter van Stichting Promotie Literatuuronderwijs en van Tsjip/Letteren, tijdschrift voor literaire vorming. In beide ijverde hij voor toegankelijk en leergericht literatuuronderwijs.
Van 1969 tot 1988 was hij literair criticus van dag- later weekblad De Tijd, waarin hij zich ontwikkelde tot een breed georiënteerd en gezaghebbend criticus. Naam maakte hij vooral met de zogeheten empatische kritiek waarbij de criticus de nadruk legt op de inleving in het literaire werk in plaats van op de beoordeling daarvan. Het ging hem vooral om het leesplezier van een breed publiek, wat af te lezen valt van de mede door hem samengestelde literatuurgeschiedenis Ik probeer mijn pen (1979), die opvalt door uitvoerig gebruik van beeldmateriaal.
In 1982 promoveerde hij op zijn grote biografie van de romanschrijver J. van Oudshoorn, waarin hij de chronologie van het biografisch verhaal aanvult met analyses van de literaire werken. Door deze voor die tijd gedurfde opzet werd de relatie tussen leven en werk als onderzoeksveld in ere hersteld. Dit leidde in 1990 tot de oprichting van de Werkgroep Biografie waarvan hij tot 2000 voorzitter was.
Van 1997 tot 2007 schreef De Moor in dagblad De Gelderlander meer dan driehonderd toegankelijke poëziecolumns. Kenmerkend is dat hij meestal vanuit de actualiteit - buiten de poëzie om - aandacht vraagt voor een bepaald gedicht/oeuvre of dichter. In 2005 stelde hij de bloemlezing Navel van ’t land. Nijmegen in gedichten samen. Een vijftigtal dichters bezingen in hoofdstukken als ‘Waalstad’ en ‘Buitenleven’ Nijmegen en omgeving.
Met tussenpozen schreef De Moor gedichten - soms onder het pseudoniem Wombat Wambuis - die hij doorgaans in eigen beheer uitgaf. Vanaf 2003 vond hij in het tijdschrift Poëziepuntgl de bedding voor een aanhoudende stroom gedichten.
Allemanswicht, zoals het hier te lezen is, is een ingekorte versie van De Moors gedicht dat gepubliceerd is in Navel van 't land.