Mariken van Nieumeghen
Gi moet na Nieumeghen nemen uw vertrek
Om ons provande te halen, wi hebben's gebrek
Van keersen, van olie in die lampe te doene,
Van azine, van zoute ende van enzoene
Ende van solferpriemen, zo gi zelve ontknoopt.
Daar zijn acht stuvers, gaat henen, koopt
Te Nieumeghen van dies wi hebben breke;
't Es er nu juust mertdag van der weke
Onbekend

Mariken van Nieumeghen
Mariënburg
Mariënburg

Bovenstaand fragment is afkomstig uit Mariken van Nieumeghen, of zoals de oorspronkelijke titel luidt: Die waerachtige ende Een seer wonderlijche historie van Marike(n) van Nieumeghen die meer dan seuen jaren mette(n) dueel woe(n)de en(de) verkeerde. Het is een mirakelspel van een onbekende auteur uit het begin van de zestiende eeuw. Deze gedramatiseerde legende met miraculeuze inslag is het product van de rederijkers. In Mariken heeft ‘de conste der rhetorica’ haar hoogtepunt bereikt. Het derde fragment (gezegd door Mariken) is een gedeelte uit een rederijkersrefrein waarin het verval van de kunsten wordt uitgedrukt.
Niet ver van Nijmegen woont Mariken bij haar oom Ghijsbrecht, type van de vrome eenvoudige dorpspastoor. Op een dag doet ze in de stad boodschappen voor hem. Zij ontmoet Moenen, een duivel van een man met wie zij uit wanhoop een verbond sluit. Hij neemt haar mee naar Antwerpen waar zij een zondig leven leidt in de herberg Den Gulden Boom, totdat na zes jaar haar verlangen naar het land van herkomst zo sterk wordt, dat ze met Moenen naar Nijmegen terugkeert. Ze arriveren op Maria Ommeganckdag. Op de markt is ze getuige van een wagenspel waarin een zondaar op voorspraak van Maria vergiffenis krijgt. Mariken komt tot inkeer en verlangt ook vergiffenis. Haar oom weet de duivelse invloed die Moenen op haar heeft met enkele spreuken te bezweren. Mariken maakt een pelgrimstocht naar Rome om vergiffenis te krijgen. Als boete moet zij ijzeren ringen dragen die vanzelf af zullen vallen als haar zondig leven haar vergeven is. In het klooster van de bekeerde zondaressen te Maastricht vindt zij rust en vallen na 23 jaar de ringen af.
Dankzij de voorspraak van Maria heeft haar naamgenote vergeving gekregen voor haar omgang met Moenen, het mens geworden kwaad.
Het Middelnederlands waarin dit fragment is geschreven, kan lastig zijn. Vandaar dat de geprezen vertaling van Willem Wilmink ernaast staat.
Jij moet vandaag naar Nijmegen gaan
om boodschappen, want het ontbreekt ons aan
kaarsen, aan olie om de lamp te doen branden.
Azijn, zout en uien zijn niet meer voorhanden,
zwavelstokjes nog maar een paar.
Hier zijn acht stuivers. Loop nou maar
naar Nijmegen, koop wat ons mag ontbreken.
Daar is het marktdag, zoals alle weken
Bronnen:
Mariken van Nieumeghen, klassieke galerij, DNB, Uitgeverij Pelckmans, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1992
Willem Wilmink, Mariken van Nieumeghen & Elckerlijc - Zonde, hoop en verlossing in de late Middeleeuwen, Uitgeverij Prometheus/Bert Bakker, 1998
Niet ver van Nijmegen woont Mariken bij haar oom Ghijsbrecht, type van de vrome eenvoudige dorpspastoor. Op een dag doet ze in de stad boodschappen voor hem. Zij ontmoet Moenen, een duivel van een man met wie zij uit wanhoop een verbond sluit. Hij neemt haar mee naar Antwerpen waar zij een zondig leven leidt in de herberg Den Gulden Boom, totdat na zes jaar haar verlangen naar het land van herkomst zo sterk wordt, dat ze met Moenen naar Nijmegen terugkeert. Ze arriveren op Maria Ommeganckdag. Op de markt is ze getuige van een wagenspel waarin een zondaar op voorspraak van Maria vergiffenis krijgt. Mariken komt tot inkeer en verlangt ook vergiffenis. Haar oom weet de duivelse invloed die Moenen op haar heeft met enkele spreuken te bezweren. Mariken maakt een pelgrimstocht naar Rome om vergiffenis te krijgen. Als boete moet zij ijzeren ringen dragen die vanzelf af zullen vallen als haar zondig leven haar vergeven is. In het klooster van de bekeerde zondaressen te Maastricht vindt zij rust en vallen na 23 jaar de ringen af.
Dankzij de voorspraak van Maria heeft haar naamgenote vergeving gekregen voor haar omgang met Moenen, het mens geworden kwaad.
Het Middelnederlands waarin dit fragment is geschreven, kan lastig zijn. Vandaar dat de geprezen vertaling van Willem Wilmink ernaast staat.
Jij moet vandaag naar Nijmegen gaan
om boodschappen, want het ontbreekt ons aan
kaarsen, aan olie om de lamp te doen branden.
Azijn, zout en uien zijn niet meer voorhanden,
zwavelstokjes nog maar een paar.
Hier zijn acht stuivers. Loop nou maar
naar Nijmegen, koop wat ons mag ontbreken.
Daar is het marktdag, zoals alle weken
Bronnen:
Mariken van Nieumeghen, klassieke galerij, DNB, Uitgeverij Pelckmans, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1992
Willem Wilmink, Mariken van Nieumeghen & Elckerlijc - Zonde, hoop en verlossing in de late Middeleeuwen, Uitgeverij Prometheus/Bert Bakker, 1998